Brief aan de Christenen van Efeze

Vertaling Peter J. de Bruin

Aanhef

1:1 Paulus, door Gods wil apostel van Christus Jezus, aan de heiligen die [in Efeze] zijn en de gelovigen in Christus Jezus, 2 genade zij jullie en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus!

Het geheim van Christus

3 Geloofd zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus,
Hij die ons zegent in elke geestelijke zegening in de hemelse (gebieden) in Christus,
4 zoals Hij ons in Hem vóór de grondvesting (katabolè) van de wereld heeft uitgekozen
om heilig en onbevlekt te zijn voor zijn aanschijn in liefde,
5 ons voorbestemmende tot aanname (als kinderen) door Jezus Christus,
(bestemd) tot Hem naar het welbehagen van zijn wil,
6 tot lof van de heerlijkheid van zijn genade
waarmee (v) Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde,

7 – in Wie wij de loskoping (apolytrosis) hebben door zijn bloed,
de vergeving van de overtredingen naar de rijkdom van zijn genade
8 die overvloedig naar ons geworden is in alle wijsheid en verstandigheid,
9 ons het geheim van zijn wil bekendgemaakt hebbende,
naar zijn welbehagen dat Hij zich in Hem voorgenomen heeft
10 tot beheer (oikonomia) van de volheid der tijden:
alles in Christus onder één hoofd te brengen ('op te hoofden'),
wat bij/van (epi+3) de hemelen en wat op de aarde is, in Hem,

11 – in Wie ook wij geloot (=het geluk gehad) hebben om voorbestemd te zijn, naar het voornemen van Hem die alles bewerkstelligt naar de wens van zijn wil (vgl 1:5), 12 om te zijn tot lof van zijn heerlijkheid (1:6), wij die te voren gehoopt hebben op Christus,

13 – in Wie ook jullie, nadat jullie het woord der waarheid gehoord hadden, de blijboodschap van jullie redding, in Wie (/waarin) jullie ook tot geloof gekomen waren, verzegeld zijn met de heilige Geest van belofte, 14 die een voorschot is op ons erfgoed, tot loskoping van (Gods) eigendom (peripoièsis) (Mal 3:17) tot lof van zijn heerlijkheid.

15 Daarom dat ook ik, horende van het geloof bij jullie in de Heer Jezus en de liefde voor alle heiligen, 16 niet ophoud om dank te zeggen voor jullie en gedachtenis te maken bij mijn gebeden, 17 opdat de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, jullie een geest geve van wijsheid en onthulling in het wel-kennen (epi-gnosis) van Hem, 18 verlichte ogen van jullie harten, zodat jullie weten wát de hoop is van zijn roeping, wát de rijkdom van de heerlijkheid van zijn erfgoed onder de heiligen, 19 en wát de overmatige grootheid van zijn kracht (dynamis) tot ons die geloven overeenkomstig de werking (energeia) van de machtsuitoefening (kratos) van zijn sterkte (ischuos), 20 welke Hij bewerkstelligde (1:11) in Christus toen Hij Hem opwekte uit de doden en deed zitten aan zijn rechterhand in de hemelse (gebieden), 21 hoog boven elke vorst (archè) en macht (exousia) en kracht en heerschappij (kyriotes) en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze eeuw maar ook in de toekomstige; 22 en alles heeft Hij onderworpen onder zijn voeten (Ps 8:7), en Hemzelf gegeven als hoofd over alles aan de Kerk, 23 die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in alles vervult.

2:1 Ook jullie die dood waren door jullie overtredingen en zonden, 2 in welke jullie eens wandelden naar de tijdgeest ('eeuw') van deze wereld, naar de overste (archoon) van de macht van de lucht, van de geest die nu werkt in de zonen der ongehoorzaam-/goddeloosheid (apeitheia); 3 in welke ook wij allen ons eens wentelden in de begeerten van het vlees, de wensen doende van het vlees en van de gedachten (dianoiai)

– en wij waren van nature kinderen van de toorn zoals ook de anderen, 4 doch God die rijk is aan erbarming heeft, om zijn vele liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, 5 ook ons die dood waren door de overtredingen medelevendgemaakt met Christus – door genade zijn jullie geredden! – 6 en medeopgewekt en mede doen zitten in de hemelse (gebieden) in Christus Jezus (1:20), 7 om aan de aanstaande eeuwen de overmatige rijkdom te bewijzen van zijn genade in goedertierenheid voor ons in Christus Jezus.

8 Door de genade immers zijn jullie geredden door (middel van) geloof, en dit niet uit julliezelf; Gods gave is het, 9 niet uit werken, zodat niet iemand zou roemen. 10 Zíjn maaksel immers zijn wij, geschapen in Christus Jezus voor goede werken die God te voren bereid heeft opdat wij daarin zouden wandelen.

11 Gedenkt daarom dat jullie vroeger in vleze heidenen waren – die onbesneden genoemd werden door de zogenoemde besnedenen, in vleze door handen (zo) gemaakt – 12 omdat jullie in die tijd zonder Christus waren, onttrokken aan Israels burgerschap en vreemd van de verbonden van de belofte, geen hoop hebbende en zonder god in de wereld.

13 Nu echter zijn in Christus Jezus jullie die vroeger veraf waren nabij gekomen in (=door) het bloed van Christus. 14 Want Hij is onze vrede, Hij die beiden (nml. de besnedene en de onbesnedene) één gemaakt heeft en de tussenmuur van afscheiding verbroken heeft, de vijandschap, (door) in zijn vlees 15 de wet der geboden in voorschriften (dogmata) neer te doen, opdat Hij de twee in Hem(zelf) tot één nieuwe mens zou scheppen, vrede stichtende, 16 en de beide in één lichaam geheel zou verzoenen (apokatallasso) met God door het kruis, de vijandschap in Hem(zelf) gedood hebbende. 17 En gekomen zijnde heeft Hij vrede geblijboodschapt voor jullie die veraf waren én vrede voor (ons) die nabij waren (vgl Jes 57:19; 52:7), 18 omdat wij beiden door Hem in één Geest de toegang hebben tot de Vader.

19 Daarom dan zijn jullie geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar zijn jullie medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God (vgl 2:12), 20 opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de top-hoeksteen Christus Jezus zelf is, 21 in wie elk samengevoegd bouwsel groeit tot een heilig godshuis in de Heer, 22 in wie ook jullie samenopgebouwd worden tot een woongelegenheid (katoikètèrion) voor God in de Geest.

3:1 Om deze reden dat Ik, Paulus, de geboeide van Christus [Jezus] voor jullie heidenen

2 als jullie wel gehoord hebben van het beheer van de genade van God die mij gegeven is voor jullie, 3 omdat naar onthulling mij het geheim bekendgemaakt is zoals ik het te voren in het kort geschreven heb (1:9-10), 4 waarmee jullie, te weten komende, mijn inzicht (synesis) kunnen begrijpen (noëo) in het geheim van Christus, 5 dat aan andere geslachten niet bekendgemaakt is, aan de zonen van de mensen, zoals het nu onthuld is aan zijn heilige apostelen en profeten in de Geest: 6 dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en lichaamgenoten (syssomoi) en meedeelhebbenden aan de belofte in Christus Jezus door het evangelie, 7 waarvan ik tot dienaar geworden ben naar het geschenk van de genade van God die mij gegeven is (3:2) naar de werking van zijn kracht.

8 Aan mij, de meer dan kleinste van alle heiligen, is deze genade gegeven: aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te blijboodschappen, 9 en te verlichten wát het beheer is van het geheim dat sinds eeuwigheid verborgen was in God die alles geschapen heeft, 10 opdat nu aan de vorsten en de machten in de hemelse (gebieden) door de Kerk de veel-gevarieerde wijsheid van God zou worden bekendgemaakt, 11 volgens het voornemen van eeuwigheid dat Hij in Christus Jezus onze Heer gedaan heeft, 12 in (=door) wie wij de vrijmoedigheid en de toegang in vertrouwen (pepoithesis) (tot God 2:18) hebben door zijn geloof. 13 Daarom bid ik (jullie) niet te verslappen in (=bij) mijn verdrukkingen (thlipseis) voor jullie, welke jullie heerlijkheid zijn.

14 Om deze reden (vgl 3:1) buig ik mijn knieën voor de Vader, 15 uit wie elke afstamming (patria) in de hemelse (gebieden) en op de aarde genoemd wordt, 16 dat Hij jullie naar de rijkdom van zijn genade kracht geve om (opper)sterk te worden (krataióomai) door zijn Geest tot de innerlijke mens, 17 om Christus door het geloof te laten inwonen (katoikéo) in jullie harten, (terwijl jullie) in liefde geworteld en gefundeerd zijn, 18 opdat jullie zullen vermogen samen met alle heiligen te bevatten wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is: 19 te kennen de liefde van Christus zoals die de kennis overtreft (/overspoelt), opdat jullie vervuld zullen worden tot heel de volheid van God.

20 Aan Hem die in staat is boven alles bovenovervloedig meer te doen dan wat wij vragen of begrijpen (noëo), naar de kracht die in ons werkt (ènergeo), 21 aan Hém zij de heerlijkheid in de Kerk en in Christus Jezus tot alle geslachten, (in) de eeuwigheid der eeuwen, amen!

Aansporingen

4:1 Ik, de geboeide in de Heer (3:1), spoor jullie dan aan om waardig te wandelen aan de roeping waarmee jullie geroepen zijn, 2 met alle deemoed en zachtaardigheid, met lankmoedigheid elkaar verdragende in liefde, 3 je haastende om de eenheid van de Geest te bewaren in de samenbinding van de vrede, 4 één lichaam en één Geest zoals jullie ook geroepen zijn in de éne hoop van jullie roeping:

5 één Heer, één geloof, één doop,
6 één God en Vader van allen,
Hij die is over allen en door allen en in allen.

7 Aan eenieder toch van ons is de genade gegeven (3:7) naar de maat van de gave van Christus. 8 Daarom zegt het:

Opgestegen naar de hoogte heeft Hij de gevangenen gevangen meegevoerd,
heeft Hij gaven gegeven aan de mensen. (Vgl Ps 68:19)

9 Doch wat is dat 'Hij is opgestegen', tenzij dat Hij ook is afgedaald naar de lagere delen der aarde (d.w.z. de aarde als het lagere gedeelte van de schepping)? 10 Hij die zelf is afgedaald is ook degene die is opstegen boven alle hemelen, opdat Hij alles zou vervullen.

11 En zelf gaf Hij inderdaad de apostelen, de profeten toch, de evangelisten toch, de herders en leraren toch, 12 voor het toebereiden van de heiligen tot het werk van bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus (1:23), 13 totdat wij allen zullen aankomen tot de eenheid van het geloof en van het wel-kennen van de Zoon van God, tot de volmaakte man, tot de mate van leeftijd/volgroeidheid van de volheid van Christus, 14 zodat wij geen kinderlijken meer zijn, heen-en-weergeslingerd en rondgedreven wordende door elke wind van lering in de bedriegerij van de mensen, in bedrog om de arglistigheid van de dwaling, 15 doch (dat wij), waarachtig zijnde, in liefde zullen groeien in alle opzicht tot Hem die het Hoofd is, Christus, 16 uit wie heel het lichaam, samengevoegd (2:21) en bijeengehouden door elk gewricht/contactpunt (afè) van ondersteuning/opbouwing (epichorègia) naar de werking (van zijn kracht 3:7,20) in de maat (4:7) van eenieder (van de) delen, zich de groei van het lichaam verwerft tot opbouw van zichzelf in liefde.

17 Dit dan zeg ik en getuig ik in de Heer, dat jullie níet meer wandelen zoals ook de heidenen wandelen in de vergeefsheid van hun denken, 18 verduisterd aan het verstand zijnde, vervreemd van het leven van God om de onwetendheid die in hen is om de verharding van hun hart, 19 zij die, afgestompt, zichzelf hebben overgegeven aan de losbandigheid tot beoefening van elke onreinheid in hebzucht.

20 Jullie echter hebben Christus zo niet geleerd, 21 als jullie althans naar Hem gehoord hebben en in Hem onderricht zijn zoals het waarheid is in Jezus: 22 dat jullie naar de vroegere levenswijze (anastrofè) de oude mens zouden afleggen die bedorven werd naar de begeerten van de verleiding (apatè), 23 doch hernieuwd zouden worden aan de geest van jullie denken 24 en de nieuwe mens zouden aandoen die naar God geschapen is in rechtvaardigheid en geheiligdheid (hosiotes) van de waarheid.

25 Daarom, de leugen afgelegd hebbende, moet ieder van jullie waarheid spreken met zijn naaste (Zach 8:16), omdat wij leden zijn van elkaar.

26 Toornt, en zondigt niet (Ps 4:5 LXX); de zon mag over jullie toorn niet ondergaan; 27 geeft toch geen plaats aan de duivel.

28 Wie steelt, moet niet meer stelen; liever toch moet hij arbeiden, het goede werkende met eigen handen, zodat hij (iets) heeft om weg te geven aan wie behoefte heeft.

29 Elk rot woord moet niet uit jullie mond uitgaan, maar wel enig goed tot opbouw van de behoefte, opdat het genade zal geven aan wie horen. 30 En bedroeft Gods heilige Geest niet, in wie jullie verzegeld zijn (1:13) voor de dag van verlossing (apolytrosis, loskoping).

31 Alle verbitterdheid en drift en toorn en geschreeuw en godslastering moet van jullie worden weggenomen, samen met alle kwaadheid, 32 doch betoont je tot elkaar goedertieren, medelijdend, elkaar begenadigend zoals ook God jullie in Christus begenadigd heeft.

5:1 Betoont je dan navolgers van God als geliefde kinderen 2 en wandelt in liefde, zoals ook Christus ons heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor ons als offergave en slachtoffer, voor God tot een welriekende geur.

3 Hoererij toch en alle onreinheid (=onzedelijkheid) of hebzucht moet geheel niet genoemd worden onder jullie, zoals het heiligen betaamt, 4 en (evenmin) schandelijkheid en dommepraat of mooidraaierij, die geen pas geven, maar liever dankzegging. 5 Weet immers dit te kennen: elke hoereerder of onreine of hebzuchtige, die is een afgodendienaar, hij heeft geen erfgoed in het Koninkrijk van Christus en van God.

6 Niemand moet jullie verleiden met ledige woorden; om die dingen immers werkt Gods toorn over de zonen der ongehoorzaam-/goddeloosheid. 7 Betoont je dan niet hun mede-deelhebbenden, 8 want jullie waren eens duisternis doch nu licht in de Heer; wandelt als kinderen van het licht 9 – want de vrucht van het licht bestaat in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid – 10 toetsende wat welgevallig is aan de Heer; 11 en hebt niet mede gemeenschap aan de vruchteloze werken van de duisternis, doch stelt ze ook liever aan de kaak. 12 Want wat er door hen heimelijk geschiedt is te schandelijk om te zeggen, 13 doch alles wat door het licht aan de kaak gesteld wordt wordt openbaar, 14 want al wat openbaar wordt is licht. Daarom zegt het:

Ontwaak, jij die slaapt,
en sta op uit de doden,
en Christus zal over je schijnen.

15 Kijkt dan scherp uit hoe jullie wandelen, niet als onwijzen maar als wijzen, 16 de tijd uitkopende (=goed benuttende) omdat de dagen boos zijn. 17 Betoont je daarom geen onverstandigen maar verstaat wat de wil van de Heer is. 18 En bedrinkt je niet aan de wijn, waarin bandeloosheid (asotia) is, maar wordt vervuld met de Geest, 19 sprekende tot elkaar in psalmen en hymnen en geestelijke liederen, zingende en spelende met jullie hart voor de Heer, 20 altijd dankzeggende voor alles, in de naam van onze Heer Jezus Christus, aan de God en Vader.

21 Weest onderworpen aan elkaar in Christus' vrees, 22 de vrouwen aan hun eigen mannen als aan de Heer, 23 omdat de man het hoofd is van de vrouw zoals ook Christus het hoofd van de Kerk. Hij is de redder van het lichaam, 24 maar zoals de Kerk zich onderwerpt aan Christus, evenzo ook de vrouwen aan (haar) mannen in alles.

25 Mannen, hebt (jullie) vrouwen lief, zoals ook Christus de Kerk heeft liefgehad en zichzelf voor haar heeft overgeleverd 26 opdat Hij haar zou heiligen, (haar) reinigend met het bad van het water in het woord, 27 opdat Hij de Kerk heerlijk (endoxos) voor zich zou stellen, geen vlek of rimpel of iets zodanigs hebbende, maar zodat zij heilig en onberispelijk is. 28 Evenzo dienen ook de mannen hun eigen vrouwen lief te hebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft heeft zichzelf lief, 29 want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat maar hij voedt het op en koestert het, zoals ook Christus de Kerk 30 omdat wij leden zijn van zijn lichaam.

31 Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en de twee zullen tot één vlees zijn. (Gen 2:24)

32 Dit geheim is groot; ík toch zeg het (met betrekking) tot Christus en tot de Kerk. 33 Intussen ook jullie afzonderlijk: ieder moet zijn eigen vrouw zó liefhebben als zichzelf, doch de vrouw moet de man vrezen.

6:1 Kinderen, gehoorzaamt jullie ouders in de Heer, want dit is gerechtig. 2 Eer uw vader en moeder, dat is het eerste gebod in de belofte, 3 opdat het u wel geschiede en gij langlevend zult zijn op de aarde (Ex 20:12).

4 En vaders, vertoornt (parorgizo) jullie kinderen niet maar voedt hen op in tucht (paideia) en terechtwijzing (nouthèsia) van de Heer.

5 Slaven, gehoorzaamt aan (jullie) heren naar het vlees met vrees en sidderen in de eenvoud van jullie hart als aan Christus, 6 niet naar ogendienst als mensengevalligen maar als slaven van Christus die van harte ('naar ziel') Gods wil doen, 7 met welwilligheid dienende als aan de Heer en niet aan mensen, 8 wetende dat ieder die iets goeds zal doen, die zal beloond worden (komizomai) bij de Heer, hetzij slaaf of vrije.

9 En heren, doet hetzelfde tot hen, de bedreiging nalatende, wetende dat de Heer in de hemelse (gebieden) zowel van hen als van jullie is en er bij Hem geen aanzien des persoons is.

Besluit

10 Verder, wordt sterk in de Heer en in de machtsuitoefening van zijn sterkte (1:19). 11 Bekleedt je met de (volle) wapenrusting van God zodat jullie kunnen standhouden voor de arglistigheid van de duivel, 12 omdat ons niet de worsteling tegen vlees en bloed is maar tegen de vorsten, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers (kosmo-kratores) van deze duisternis, tegen de geestelijke (wezens) van de boosheid in de hemelse (gebieden). 13 Daarom, neemt de wapenrusting van God op opdat jullie zullen kunnen weerstaan op de boze dag en, alles afgewerkt (kat-ergazomai) hebbende, zullen standhouden.

14 Staat dan, jullie lende met waarheid omgord en jullie bekleed met het pantser van de rechtvaardigheid 15 en de voeten geschoeid met de bereidheid van de blijboodschap van de vrede, 16 in alles het schild van het geloof opgenomen hebbende waarmee jullie alle brandende pijlen van de boze uitblussen. 17 En neemt de helm van de redding en de dolk van de geest, welke is het woord van God, 18 door alle gebed en smeking biddende op elke tijd in de geest, en daartoe waakzaam zijnde in alle volharding (proskarterèsis) en smeking over alle heiligen 19 en (ook) voor mij, dat er mij een woord gegeven zal worden in opening van mijn mond om in vrijmoedigheid het geheim van de blijboodschap bekend te maken, 20 waarvoor ik gezant ben in ketening, opdat ik daarin vrijmoedig zal zijn zoals ik dien te spreken.

21 Opdat ook jullie toch weten hoe het mij gaat, wat ik bedrijf, zal Tychikos jullie alles bekend maken, de geliefde broeder en een trouw dienaar in de Heer 22 die ik juist hiertoe naar jullie toe gezonden heb opdat jullie (de dingen) over ons zullen weten en hij jullie harten zal bemoedigen.

23 Vrede aan de broeders en liefde met geloof, van God de Vader en de Heer Jezus Christus.

24 De genade zij met allen die onze Heer Jezus Christus in onvergankelijkheid liefhebben.

www.peterdebruin.net