www.peterdebruin.net

Uit LA DIVINE EUCHARISTIE II

naar Pierre-Julien Eymard

De maagdelijkheid van hart

Sicut lilium inter spinas, sic amica inter filias.

De ziel die ik onder alle bemin, moet zijn als een lelie onder de doornen. (Hl. 2,2)

Het rijk van de liefde bestaat in de maagdelijkheid van het hart: het wordt voorgesteld door de lelie die zich temidden van de bloemen van het dal verheft als hun koningin.

De liefde is één: gedeeld, verdeeld, is ze ontrouw. Ware verenigingen zijn een uitwisseling van harten: het is tot het hart dat men zich verenigt, en om de zuiverheid van deze vereniging te symboliseren, wordt de bruid in het wit getooid.

Ook Jezus Christus vraagt ons ons hart op een absolute wijze: Hij wil er alleenheersen; Hij kan niet verdragen dat wij het zouden verdelen tussen Hem de schepselen.

Hij is de God van alle zuiverheid; Hij bemint de maagden boven alles; voor de maagden zijn zijn gunsten, het gezang van het Lam; de maagden vormen zijn bevoorrecht hof, en volgen Hem overal waar Hij gaat.

Jezus verenigt zich enkel met een zuiver hart: het eigene van zijn vereniging is om de zuiverheid te verwekken, te bewaren en te vervolmaken; want de liefde brengt, van haar natuur, tussen de minnenden de identiteit van leven voort, de sympathie van de affecties.

De liefde mijdt om te mishagen en doet haar best om te behagen. Nu, dat wat Jezus Christus mishaagt, is de zonde: de liefde mijdt met afschuw de zonde, bevecht haar met kracht, sterft liever met vreugde dan de zonde te bedrijven.

Dit is de geschiedenis van alle heiligen, martelaren, maagden. Het is het vereiste gevoelen van elke christen: wij moeten allen de instelling hebben om liever te sterven dan God te beledigen.

Niets is zo fijn als de blankheid van de lelie: het minste stof, een klein windje ontluistert haar pracht; het is hetzelfde met de zuiverheid van de liefde. De liefde is jaloers van haar natuur.

De titel die God bemint boven alle andere, en welke voor ons de dierbaarste om te zeggen is, is: Deus cordis mei, God van mijn hart (Ps 73,26 Vulg). Ah! het hart, dat is de koning in ons; het bestuurt het leven; het bezet er de sleutelpositie. Ook zijn alle beproevingen van de wereld tegen het hart, ze beogen het te winnen; als het hart gewonnen is, is alles gewonnen; ook de goddelijke wijsheid zegt ons: "Mijn zoon, bewaak uw hart met alle voorstelbare voorzorgen; want daarvan hangt heel het leven af: Fili, omni custodia custodi cor tuum, ab ipso enim vita procedit" (Spr. 4,23).

Jezus heerst als meester in een ziel enkel door de zuiverheid van de liefde.

Maar er zijn twee soorten van zuiverheid in de liefde van Jezus Christus.

De eerste is de maagdelijke zuiverheid, welke ontkiemt als de natuurlijke vrucht van de liefde tot Jezus. – De ziel die veel houdt van deze liefde, die ingenomen is met deze bekoorlijkheid, die wil haar hart toewijden aan haar bruidegom, alles is voor hem: Ut sit sancta corpore et spiritu ("om heilig te zijn met lichaam en geest" 1 Kor 7,34). Zij is een lelie, en Jezus behaagt zich temidden der leliën.

Hij heerst in haar kalme en zuivere geest, waar alleen zijn waarheid schittert.

Hij heerst in haar hart, waar Hij is als een koning op zijn troon.

Hij heerst in haar lichaam, waarvan alle leden Hem zijn toegewijd en als een levende offergave aangeboden, heilig en van aangename geur: Ut exhibeatis corpora vestra hostiam viventem, sanctam, Deo placentem (Rom 12,1).

Deze zuiverheid vormt de kracht van een ziel. De duivel beeft voor een maagd, en de wereld is overwonnen door een Maagd!

Zijn er veel maagdenharten die nimmer iets bemind hebben dan Onze Heer?

Er zouden er veel moeten zijn, als men beschouwt wat Jezus Christus is. – Met welke mens, welke koning kan Hij vergeleken worden? Wie is groter, heiliger, liefhebbender? Zeker, het koningschap van deze wereld weegt niet op tegen het maagdelijke koningschap van Jezus Christus!

Er waren er veel in de eeuwen van vervolging, veel in de eeuwen van geloof: men wist de eer te waarderen van zijn hart enkel te geven aan, enkel toe te behoren aan de Koning der hemelen. Er zijn er heden nog veel, ondanks de oorlog die de wereld en het bloed hun aandoen. Dit zijn engelen temidden van de wereld, en martelaren van hun trouw: de gevechten die de wereld en de familie hun leveren zijn vreselijk en verraderlijk; er is geen pijl die men niet op hen afschiet om hun deze koninklijke kroon te ontrukken die zij ontvangen hebben uit de handen van Jezus hun Bruidegom!

Onze Heer beloont hun trouw door zich op steeds inniger wijze met deze zielen te verenigen: zijnde de zuiverheid par essence, zuivert Hij hen onophoudelijk en maakt Hij van hen zeer zuiver goud.

Zij zullen een enige beloning hebben in de hemel. "En ik heb gezien, zegt sint Johannes, de maagd-apostel, ik heb gezien het Lam op de berg Sion, en met Hem honderdvierenveertigduizend maagden die zijn naam en de naam van zijn Vader droegen geschreven op hun voorhoofd; en zij zongen als een nieuw gezang voor de troon van het Lam, en niemand kon dit gezang leren dan de maagden" (Apk. 14,1). Zij zijn maagden, en volgen het Lam waarheen het ook gaat; want zij zijn zonder smet voor de troon van God.

Voor hen die niet deze kroon van de maagdelijke zuiverheid hebben, is er nog de zuiverheid van boetvaardigheid. Zij is edel, mooi en sterk, deze door de hevigste gevechten en de hardste offers voor de natuur herwonnen en bewaakte zuiverheid. Zij maakt de ziel sterk, meester van zichzelf. Ook zij is de vrucht van de liefde tot Jezus.

De eerste uitwerking van de goddelijke liefde die bezit neemt van een rouwmoedig hart is het in ere te herstellen, het te zuiveren, het te veredelen: het eerbaar te maken.

Vervolgens onderhoudt de liefde het in de gevechten die het moet leveren tegen zijn oude meesters, zijn zondige gewoonten.

De rouwmoedige liefde geeft een groots voorbeeld: ze is een publieke deugd door haar gevechten, door de banden die ze verbreekt.

Haar overwinningen zijn verheven: haar volledige triomf is om de mens bescheiden te maken.

Kopen wij dus, zij het ten koste van de grootste offers, dit in het vuur van de zuiverheid gelouterde goud, teneinde ons rijk te maken en ons te bekleden met witte klederen zonder welke men de hemel niet binnengaat. Dat is de waarschuwing van sint Johannes aan de bisschop van Laodicéa: Suadeo tibi emere a me aurum ignitum probatum, ut locuples fias et vestimentis albis induaris (Apk. 3,18).

Wie zal beklimmen de berg van de Heer? Degene die onschuldig in zijn werken is en die een zuiver hart heeft (Ps. 24,3.4).

Ons zuiveren, ziedaar de grote taak van het tegenwoordige leven. Niets bevuilds zal binnengaan in het koninkrijk van Gods heiligheid: en om het te zien, om de luister van zijn glorie te aanschouwen, moet het oog van ons hart geheel zuiver zijn. Hadden wij op onze mantel slechts een atoom stof, wij zouden de hemel slechts binnengaan na haar gewassen te hebben in het Bloed van het Lam. Het woord dat de Heer erover gegeven heeft zal niet voorbij gaan: "Ik zeg u, in waarheid, dat voor elk ijdel woord dat de mensen gezegd zullen hebben, zij rekenschap zullen geven op de dag des oordeels."

Men moet zich dus onophoudelijk zuiveren. Eerder dan de schat van de zuiverheid te verliezen, zou men beter kunnen vluchten in een woestijn, zich bestemmen tot een leven van offers; men zou beter alle werken in de steek kunnen laten, wat ze ook aan moois en goeds hadden. Alle zielen te redden is nog niet het heil van uw eigen ziel waard. Dat wat God voor alles, boven alles van u wil, dat waarzonder alles niets is, dat is uzelf!

Ah! als wij niet al de heldhaftige en verheven deugden van de heiligen hebben, laten wij dan tenminste zuiver zijn; en als wij het ongeluk gehad hebben onze doop-onschuld te verliezen, herkleden we ons dan in de bewerkelijke onschuld van de boetvaardigheid!

Er is geen liefdeleven zonder zuiverheid.

[PJB 14-11-96]