www.peterdebruin.net

Dichtkunst

Tot de Ene, de Volmaaktheid van Liefde, Harmonie en Schoonheid, het Enige Wezen, verenigd met al de verlichte zielen die de belichaming vormen van de Meester, de Geest van Leiding.

In dichtkunst wordt het ritme van de dichtersziel uitgedrukt. Er zijn ogenblikken in het leven van iedere ziel waarop zij zich ritmisch voelt, en kinderen, die vrij zijn van conventies, beginnen op zulke momenten te dansen en rijmende woorden tot zichzelf te spreken of regels te herhalen die gelijkend zijn en samen harmoniëren. Het is een moment van ontwaken van de ziel, en de ziel van sommigen ontwaakt vaker dan de ziel van anderen, maar in het leven van iedere ziel zijn er tijden dat zulk een ontwaken komt. En de ziel die de gave heeft om gedachten en ideeën uit te drukken toont haar gave in dichtkunst.

Onder alle waardevolle dingen in deze wereld is het woord het meest kostbaar, want in het woord kun je licht vinden dat edelstenen en juwelen niet hebben, in het woord kun je een bedwelming vinden die geen wijn kan geven, in het woord kun je een leven vinden dat de wonden van het hart kan genezen. Daarom is dichtkunst waarin de ziel wordt uitgedrukt zo levend als een menselijk wezen. Als ik zou zeggen dat de grootste schoonheid die God de mens schenkt welsprekendheid is, dichtkunst, dan zou het geen overdrijving zijn. Want, het is de dichterlijke gave die na verloop van tijd culmineert in de gave van profetie. Er is een hindoe-idee dat dit heel goed uitlegt, en dit idee is dat het voertuig van de godin van de geleerdheid de welsprekendheid is.

Velen leven en weinigen denken, en onder de weinigen die denken zijn het er nog minder die kunnen uitdrukken. In hen die denken en niet kunnen uitdrukken wordt de impuls van de ziel onderdrukt. En het is in de uitdrukking van de ziel dat de goddelijke impuls vervuld wordt. Ja, er is ware poëzie en er is onware poëzie, net zoals er ware muziek is en onware muziek. Iemand die veel woorden en lettergrepen weet kan ze samenpassen en mechanisch iets rangschikken, maar dat is geen dichtkunst. Of het nu om poëzie, kunst of muziek gaat, het moet leven suggereren, en het kan alleen leven suggereren als het komt van de diepste impuls van de ziel. Als het dat niet doet, is het dood. Er bestaan verzen van grote meesters uit welke periode ook, die de wegvagende wind van vernietiging hebben weerstaan die voortdurend waait, altijd. En wat is het in hun verzen dat de steeds-vernietigende invloed van de tijd heeft weerstaan? Die kracht van weerstand in hun woorden was het leven dat in hen gelegd was. De bomen die lang leven hebben hun wortels diep liggen. En zo is het met levende verzen. We lezen ze enkel zoals we de bomen zien; maar als we zagen waar de wortels van deze verzen liggen, dan zouden we die in de ziel vinden, in de geest.

Nu komen we tot de vraag, wat doet de ziel ontwaken tot dit ritme dat dichtkunst voortbrengt? Het is iets dat in de dichter die ontvankelijkheid van de ziel aanraakt die liefde genoemd wordt. Want met liefde komt harmonie, komt schoonheid, komen ritme, licht en leven. Het lijkt dat alles dat goed en mooi en het bereiken waard is, gecentreerd is in die speciale vonk die verborgen is in het hart van de mens. Wanneer het hart spreekt van zijn vreugde, zijn pijn, is het altijd boeiend, is het altijd aansprekend. Het hart vertelt geen leugen, het vertelt altijd de waarheid, want door liefde wordt het oprecht en het is door het oprechte hart dat ware liefde zich openbaart. Men kan in een gezelschap leven waar altijd vermaak is, tijdverdrijf, vrolijkheid en pleziermakerij, en men kan dat leven twintig jaar leven, maar zodra men zich de beweging in de diepte van zijn hart realiseert, voelt men dat die hele twintig jaar leven niets was. Eén moment te leven met een levend hart is beter dan honderd jaar te leven met een hart dat dood is. Velen zien we in deze wereld met rijkdom en voorzien van ieder gemak en van alles wat ze nodig hebben, maar die toch een oppervlakkig leven leven, ongelukkiger misschien dan iemand die dagen achtereen hongerlijdt. Hij wiens ziel verhongert is meer te beklagen dan degene van wie alleen het lichaam hongerlijdt. Want degene wiens lichaam hongert is toch levend, maar degene wiens ziel verhongerd is, is dood.

Degenen die grote inspiratie hebben laten zien en die de wereld kostbare woorden van wijsheid gegeven hebben, zij waren landbouwers die voren geploegd hebben in de grond van het hart. Dat is de reden waarom er weinig dichters in deze wereld zijn, want het pad van de dichter is tegengesteld aan het pad van een wereldlijk mens. De echte dichter, hoewel hij zich bevindt op deze aarde, droomt toch van een andere wereld vanwaar hij zijn ideeën krijgt. De ware dichter is tegelijk een ziener, anders zou hij niet de subtiele ideeën kunnen brengen die de harten van de lezers raken. De ware dichter is een minnaar en een bewonderaar van schoonheid. Als zijn ziel niet onder de indruk van schoonheid was zou hij geen schoonheid in zijn poëzie kunnen brengen.

Maar om nu te zeggen wat de gave opwekt in iemand die met de gave van poëzie is geboren – is dat genoegen of is het pijn? Genoegen volstrekt niet, genoegen doet de gave bevriezen. Het is pijn waar de gevoelige dichtersziel doorheen moet gaan in dit leven. Men kan vragen: "Zou het dan iets goeds zijn om pijn te zoeken, als men een goed dichter wil zijn?" Dat zou net zo zijn als te denken dat huilen een deugd is, zichzelf een beetje te verwonden en dan te huilen. Wie met een levend hart, kan leven in deze wereld zoals ze is en niet lijden en geen pijn ervaren? Wie met enige nijging om te voelen, te sympathiseren, te beminnen, zou niet door pijn heengaan? Wie met enige oprechtheid in zijn natuur, zou van ochtend tot avond door de onoprechtheid en valsheid en ruwheid van de menselijke natuur kunnen gaan? Kortom, een mens met teder gevoel, een mens met een open hart kan het lijden niet vermijden; bij iedere stap die hij doet ontmoet het lijden hem.

Een dichter begint met de bewondering van schoonheid, en zijn gave rijpt met het storten van tranen over de teleurstellingen die hij in het leven ontmoet. Wanneer hij die fase voorbij is, dan komt er een andere interessante fase, wanneer hij begint te lachen om de wereld. Hij stijgt voorbij de tranen na er genoeg gestort te hebben. Dit betekent niet dat hij kritiserend wordt, dat hij het leven hoont. Nee, hij ziet de grappige kant van de dingen en hij ziet het hele leven, dat eens een tragedie was, als een komedie. Dit stadium is als vertroosting van boven voor hem na zijn momenten van grote pijn en lijden door het leven. En er komt een ander stadium, wanneer hij daarvoorbij stijgt, waar hij het goddelijk element ziet werken in alle vormen, alle namen, wanneer hij zijn Geliefde begint te zien in alle vormen, in alle namen. Dit komt in het leven van de dichter zoals een vreugde in het leven van een verliefde jongeling, het brengt een andere periode in zijn leven. Hoe zijn toestand ook is in het leven, rijk of arm, comfortabel of niet, hij is nooit zonder zijn Geliefde, zijn goddelijke Geliefde is steeds in zijn aanwezigheid. Wanneer hij bij deze periode aankomt heeft hij medelijden met die minnaar die enkel een beperkte geliefde heeft om te bewonderen, lief te hebben. Want hij is nu aangekomen bij een stadium waar hij, of hij nu alleen is, in de menigte, in het Noorden of Zuiden, in het Westen of in het Oosten, op aarde of in de hemel, altijd in de aanwezigheid van zijn Geliefde is.

En als hij nog een stap verder komt, dan wordt het voor hem moeilijk om zijn emotie, zijn impuls, in dichtkunst uit te drukken, want dan wordt hij zelf tot dichtkunst. Wat hij voelt, wat hij denkt, wat hij zegt, wat hij doet, is alles dichtkunst. In dit stadium komt hij tot het aanraken van dat ideaal van eenheid dat alle dingen in één verenigt. Maar om van dit stadium te genieten moet de ziel zo volgroeid zijn dat zij ervan kan genieten. Een kindziel zou niet in staat zijn om van dit speciale bewustzijn van al-eenheid te genieten.

Vanaf dit moment zal men in de poëzie van die dichter uitdrukkingen van profetie vinden. Het gaat niet alleen om de schoonheid van woorden en betekenissen, maar zijn woorden worden verlichtend en zijn verzen worden levengevend. Er zijn in deze wereld zielen die vroom zijn, die wijs zijn, die spiritueel zijn, maar onder hen is degene die in staat is zijn verwerkelijking van leven, van waarheid, uit te drukken niet alleen een dichter, maar een profeet.

(Vertaling Peter de Bruin & Myra van Leer, 1994)