www.peterdebruin.net

Het onderscheid tussen Wil, Wens en Verlangen

Tot de Ene, de Volmaaktheid van Liefde, Harmonie en Schoonheid, het Enige Wezen, verenigd met al de verlichte zielen die de belichaming vormen van de Meester, de Geest van Leiding.

Wil is de ontwikkeling van de wens. Als men zegt dat iets goddelijke wil was, betekent dat dat het een bevel was, een wens, ontwikkeld tot daad. Wanneer de wens tot daad wordt, wordt het wil, wordt het een bevel. Men kan denken dat het alleen zijn wens is, maar het is wens zolang het stil is; het is er maar het is nog niet opgekomen, het is inactief, net als een zaad in de grond; het is wens. Maar zodra het zaad uit de grond opkomt als een scheut, en in het proces is van plantwording, dan is het wil. Daarom zijn deze twee verschillende namen namen van hetzelfde ding. Hetzelfde ding in zijn onontwikkelde toestand, en hetzelfde ding in zijn proces van ontwikkeling.


En nu zou ik willen uitleggen wat ik bedoel met verlangen. Dit is als een zwakker of primitiever stadium van de wens. Wanneer een idee, een gedachte, nog niet helder is gemaakt in iemands geest, als iemands eigen geest geen besluit heeft genomen dat het zo moet zijn, dat ik zou willen dat het zo zou zijn, dan is het een verlangen, het is een fantasie. Het komt en het gaat, en men geeft er niet om. Maar wanneer het verlangen een beetje meer ontwikkeld is, dan is het wens. Dan blijft het, dan gaat het niet weg zoals de wolken. Het is tastbaar, het is daar, en toch is het niet vervuld, want voor de vervulling moet het zich ontwikkelen.


Nu zijn er sommigen in deze wereld die zeggen: "Heel mijn leven heb ik pech gehad, want nooit in mijn leven werd mijn wens ingewilligd." Zij kunnen zich ook heel gemakkelijk verbeelden dat er een geest tegen hen was, of dat God tegen hen was, of dat de sterren tegen hen waren, of iets dat hun wens tegenhield. Maar zo is het niet altijd. Ten eerste wenst God hetzelfde als wat wij wensen. Als God anders wenste dan wij, zouden wij die God niet kunnen aanbidden, die altijd tegen ons was. Zo is het niet. Er is ook geen baat in het tegenwerken van de wens van de mens, dat brengt God geen voordeel. Ongetwijfeld zijn er astrologische redenen, er zijn redenen van het universum die werken, er zijn redenen van de kosmos die de wens tegenwerken. Zoals men zegt: De mens wikt, God beschikt. God wordt op de plaats gesteld van de kosmische krachten. Maar God, met zijn genade en erbarming, heeft nooit enig verlangen om iemands wens tegen te werken. Afgezien van God, een goedhartig mens zou nooit iemands wens willen tegenwerken, hij zou doen wat mogelijk is om iemands wens te voltooien, iemands wens waar te maken.

Maar wat meestal gebeurt is dat de mens zich zelf de ergste vijand toont van zijn eigen verlangen. Dit gebeurt om vele redenen. Eén reden is dat hij er nooit zeker van is wat hij verlangt. Eén op de honderd mensen zul je vinden die weet wat hij verlangt. Maar negenennegentig zeggen: "Verlang ik of verlang ik niet? Ik weet het niet. Ik denk wel dat ik verlang, maar ik weet niet of ik verlang." Negenennegentig procent van de mensheid is in deze toestand. Zij weten werkelijk niet of zij verlangen. De ene dag zeggen zij "Ja, ik verlang", de andere dag zeggen ze "Nee, ik denk niet dat ik verlang." Daarom wordt het verlangen door de onduidelijkheid van geest ontbonden.

Dan zijn er anderen die hun verlangen ontleden, en zij ontleden het totdat ze het in stukjes gebroken hebben. Er zijn veel analytische mensen die hun hele leven door hun verlangens vernietigd hebben door te analyseren. En er is een derde soort van mensen die een soort van passieve houding hebben aangenomen. Zij zeggen dat het zonde is om te verlangen, en toch kunnen ze niet zonder verlangen zijn. En in deze passieve houding zeggen ze: "Welnu, ik zal niet verlangen", zij hebben het verlangen dat er was gedwarsboomd. En er is een vierde soort van mensen, die iets verlangen maar door gebrek aan concentratie hun verlangen niet tot wens kunnen maken. En daarom blijft verlangen steeds in zijn primitieve stadium. En er is een vijfde soort van personen die verlangen ontwikkelen tot wens, zij gaan tot daar maar niet verder. Maar de wens moet tot wil ontwikkeld worden. Dus het verlangen wordt niet doorgezet, en komt nooit tot een hoogtepunt.

Nu is dit een onderwerp dat van het grootste belang is in het leven van ieder mens in de wereld. Geen mens kan in de wereld bestaan zonder iets te wensen. En als er iemand is die geen wens heeft, dan hoeft hij niet in de wereld te blijven. Hij moet vertrekken naar de bergen, ergens buiten de wereld, hij moet niet onder de menigte zijn, daar kan hij niet bestaan, en zelfs daarbuiten zou hij moeten veranderen in een boom of een rots teneinde te bestaan, want om een levend wezen te zijn zonder wens is niet mogelijk.


Het onderscheid tussen hoge en lage mensen is overeenkomstig de wens die ze hebben. De een wenst de aarde, de ander wenst de hemel. Het verlangen van de een voert hem naar de hoogte van spirituele groei, en het verlangen van de ander voert hem naar de diepte van de aarde. De mens is groot of klein, de mens is wijs of dwaas, de mens is op de juiste weg of de verkeerde weg overeenkomstig het verlangen dat hij heeft.

En nu komen we tot de vraag van de tegenwerkende krachten. Volgens de soefi is er Qaza en Qadr. Qaza is een universele wil, universele macht; Qadr is de individuele wil en de individuele macht. Ongetwijfeld is de individuele macht in vergelijking met de universele macht als een druppel vergeleken met de zee. Hij kan de overspoelende golven niet weerstaan die komen en hem vernietigen. Desondanks heeft de druppel, die van dezelfde bron komt als de zee, ook een zekere hoeveelheid kracht en individuele wil om de tegenwerkende krachten te doorstaan. Als we dit nog duidelijker willen maken, de individuele wil en de universele wil, dan kunnen we dat in de kleine dingen doen. Neem iemand die op straat loopt en zegt: "Ik voel me hongerig, ik zou naar een restaurant willen gaan en eten." Dat is individuele wil. Een ander gaat de straat op en ziet een arme, en hij zegt: "Ach, deze man lijkt arm te zijn, hij heeft wat nodig. Kan ik niet iets voor hem doen, ik wens hem gelukkiger te zien kijken." Zodra hij denkt om het goede voor een ander, wordt zijn wil meteen de universele wil. De reden is dat de grens die de wil van een individu beperkt de gedachte van zelf is; zodra men de gedachte van zelf vergeten heeft, zodra men denkt om een ander, breekt die grens en de wil wordt sterker.

Die meesters van de mensheid die in staat zijn geweest grote dingen in de wereld te doen, waar kregen zij hun wil? Het was hun eigen wil die uitgebreid werd door de grenzen van de gedachte van zelf te doorbreken. Ik bedoel niet dat men de gedachte van zelf moet opgeven, dat men nooit aan zichzelf moet denken, nooit aan zijn lunch en diner moet denken. Het zelf is er, men moet erover denken. Maar tegelijkertijd geldt dat om groter te worden, om de wil te doen groeien: hoe meer men zichzelf vergeet, hoe meer men wordt geholpen.

Er zijn er sommigen die het pad van berusting nemen, noch goed doend voor zichzelf noch voor anderen. Zij zeggen dat zij een houding aannemen van: "Het zal ergens vandaan komen, iemand zal het doen. Als ik hongerig ben zal iemand komen en me voeden, of als iemand anders behoeftig is zal iemand komen en hem helpen." Hun wens is niet actief, zij laten hun wens geen wil worden, ze blijven daar, ze zijn passief. Ongetwijfeld kan een intelligente passiviteit en berusting ook een prachtig resultaat voortbrengen. Maar velen van hen doen het intellectueel. De eigenschap van de heiligen is om berustend te zijn in alles wat komt, maar dan maken zij zelfs geen wens. Zij nemen alles aan wat komt, rozen of doornen, alles aanvaarden zij. Zij kijken naar de doornen en zorgen dat zijzelf rozen zijn. Met lof en met blaam zijn ze tevreden. Zij zijn tevreden met opkomst en neergang, ze nemen alles wat komt, ze nemen het leven zoals het is. Dat is de intelligente manier van berustend zijn. De onintelligente manier is om van alles wat moeilijk is te zeggen dat iemand zal komen om het te doen. Dat is luiheid, het is een soort luiheid. Ze kunnen denken dat het passiviteit is, maar het is luiheid wanneer men iets te doen heeft en dan denkt dat iemand zal komen om het te doen. Zo is er in India een vertelling van een man die onder een kerseboom lag en een paar rijpe kersen vielen niet ver van hem op de grond. Maar hij lag daar. Dan kwam er iemand voorbij en hij riep: "Kom alsjeblieft hier; zou je deze kers in mijn mond willen doen?" Men kan veel mensen vinden die zijn als deze man. Het komt slechts van een gevoel van hulpeloosheid, van luiheid. Zij geven toe, ze hebben geen enthousiasme, ze hebben geen moed. Op die manier wordt de wilskracht afgebroken, en ten slotte zijn ze hulpeloos. Er is geen vergelijk tussen de geest van heiligheid en de geest van hulpeloosheid, hoewel beiden berustend worden. De laatste is niet berustend, hij zou de kers in zijn mond willen hebben, en de ander moet hem die geven. De heilige geeft er niet om of hij de kers eet of niet eet, dat is hem hetzelfde. In dat geval is het toelaatbaar.

Dan zijn er anderen die overbezorgd zijn dat hun wens vervuld wordt. Dat vernietigt hun wens door de te grote kracht, de druk die ze op hun wens zetten. Dat is net als een plant afschermen tegen de zon en het water. Precies hetgeen de plant zou moeten doen groeien, als men hem daartegen afschermt dan kan hij niet groeien. Met de wens is het net zo. Als men zegt: "Dit is mijn wens en die moet vervuld worden, niemand moet erover nadenken, niemand moet er naar kijken", dan is hij altijd bang dat hij misschien niet vervuld wordt. Dan denkt hij met twijfel en vrees en wantrouwen. Daarom zal hij zijn eigen wens vernietigen.


En opnieuw is er iemand die bereid is wat ook op te offeren, of zo veel door te zetten als nodig is, ook voor een kleine wens waar hij niet erg veel waarde aan hecht wanneer het om waarde gaat. En toch besteedt hij iedere gedachte eraan en doet hij alles wat in zijn macht ligt om die wens te doen uitkomen. Die mens neemt hetzelfde pad als het pad van de meester. Hij moet succes hebben, en het is succes wat succes brengt. Als iemand eenmaal succesvol is, trekt het succes succes aan. Als iemand eenmaal faalt, dan trekt de mislukking mislukking aan. Om dezelfde reden als wanneer iemand op het pad van volbrenging is, elke volbrenging hem een grotere macht geeft om vooruit te gaan, is het dat wanneer iemand op het pad van omlaaggaan is, elke stap hem omlaag voert.

Nu over de vraag welk verlangen en welke wens men moet opgeven, en welke men moet grootbrengen. Men moet onderscheidingsvermogen hebben. Als er geen onderscheiding is, zal men een verkeerde weg nemen. Het kan een succes worden, maar het succes zal op een verkeerde manier zijn. Als men ieder verlangen en iedere wens zou grootbrengen, en zou denken dat dit bereikt moest worden, dan zou het soms juist zijn en soms niet. Het onderscheidingsvermogen moet eerst ontwikkeld worden teneinde te begrijpen wat iemand naar geluk voert, een blijvend geluk, een grotere vrede, een hogere bereiking. Maar als iemand eenmaal onderscheiding heeft, en hij heeft een wens gekozen, dan moet men deze niet meer te veel analyseren. Velen hebben een gewoonte gevormd om alles iedere dag te analyseren. Als iemand een wens tien jaar lang vasthoudt, en hij iedere dag in zijn geest analyseert, dan is hij ertegen, hij kijkt ernaar van een nieuw gezichtspunt, hij probeert het verkeerde van zijn eigen wens te vinden, en hij probeert hem op alle mogelijke manieren te vermorzelen. In de tien jaar tijd dat zijn wens waar had moeten worden, is hij tot gruis vermalen. Er zijn veel intellectuele mensen, veel mensen met twijfel, veel analytische mensen, die de grootste vijanden zijn van hun wens.


Nu komt er een vraag, als iemand zijn wens in gebed zou uitdrukken, is dat verkeerd? Want velen zeggen dat God alles weet. Waarom moet je God vertellen dat dit en dat zou moeten gebeuren? God kent toch het geheim van ieder hart. Bovendien, vragen velen, is het niet zelfzuchtig om onze wens voor God te brengen? Als het een goede wens is dan moet hij toch vanzelf waarworden? Het antwoord is dat gebed een herinnering voor God is, gebed is een lied voor God gezongen, die ervan geniet, die het hoort, die ergens aan herinnerd wordt. Maar, denkt men, hoe kan ons gebed, onze kleine stem, God bereiken? Het bereikt God door onze oren. God is binnenin ons. Als onze ziel onze stem kan horen, kan God haar ook horen. Het gebed is de beste manier, omdat zo de wens schoon verwoord wordt, wat iemand met God harmoniseert, wat een diepere relatie tussen mens en God tot stand brengt.

En dan vraagt men, is het goed te denken over de wens die men heeft? Ik zeg, men kan nooit te vaak denken aan de wens die men heeft. Droom erover, en denk erover, en verbeeld je hem, en houd hem voor de geest, en behoud hem in de geest, en doe al het mogelijke voor zijn vervulling, maar met evenwicht, met rust, met geduld, met vertrouwen, met gemak, en niet door hard te denken. Degene die hard over zijn wens denkt vernietigt hem, want dat is net als oververhitting of te veel water voor een plant. Precies hetgeen de wens had moeten helpen, vernietigt hem. Als iemand piekert over zijn wens heeft hij zeker geen geduld, of hij heeft een zekere vrees of twijfel; al deze dingen vernietigen wens. Wens moet gemakkelijk gekoesterd worden, met gemak, met hoop, met vertrouwen en met geduld. Twijfel is als roest voor de wens, het vreet hem op, en vrees is nog erger, het vernietigt hem.

En als iemand geen onderscheiding heeft, en niet zeker is of het een goede wens is of een verkeerde, of hij uit zou moeten komen of niet, dan zegt hij de ene dag: "Ik wou zo graag dat het gebeurde", de andere dag: "Ik geef er niet om of het gebeurt", na een week: "Ik wens zo sterk dat het gebeurde", en na een maand: "O, nu geef ik er niet om." Dat is net als een vuur maken en het dan uit te maken. En een vuur te maken en het weer uit te maken en te blussen. Daarom is het vuur verdwenen, iedere keer dat hij het uitblust, hij zal het weer opnieuw moeten maken. En als hij hem tien jaar gekoesterd heeft, die wens opgebouwd heeft, dan moet hij iedere keer dat de wens gebroken wordt hem weer opnieuw opbouwen.


En nu komen we bij de vraag, welke wens is de meest wenselijke om te doen? Dat hangt af van iemands eigen trap van evolutie. Een mens die alleen zo ver ontwikkeld is dat hij geen grotere wens kan doen dan voor de behoefte van zijn dagelijks leven, kan dat doen; hij moet niet denken dat omdat het voor zijn dagelijkse noden is, het niets is, dat hij iets hogers moet wensen. Hij moet niet denken dat, wanneer hij denkt dat zijn hart geneigd is tot zijn dagelijkse noden hij daaraan niet eerst denken moet. Maar wanneer zijn hart denkt "Nee, hier kan ik niet over denken, ik kan denken over iets veel hogers dan dit", dan moet hij daar de consequenties van nemen. De consequentie zal zijn dat hij door een test en beproeving zal moeten gaan, en als hij dat niet erg vindt is dat zoveel te beter. Er zijn vele dingen in deze wereld die we willen en die we nodig hebben, en waar we toch niet noodzakelijk over denken. Als zij komen is het in orde, en als ze niet komen voelen we ons op dat moment ongemakkelijk, maar dat gevoel gaat voorbij. We kunnen onze geest en gedachte er niet op zetten, als we geëvolueerd zijn. Want als we geëvolueerd zijn denken we aan iets anders, we denken aan iets hogers, onze gedachte is geëvolueerd tot iets veel hogers, groter dan wat we in het dagelijks leven nodig hebben, dat ontsnapt aan onze greep. En het is daarom dat grote dichters en denkers, heiligen, heel vaak verlegen waren om dingen die men in het dagelijks leven krijgen kon. Met al de macht waarmee zij goud konden bevelen naar hen toe te komen – al het goud in hun huis – al het goud zou naar hun huis komen, zij hebben slechts te bevelen. Als zij bevelen dat het leger onder hun macht moet komen, zou het komen; wat zij maar zouden bevelen, het zou gebeuren volgens hun bevel. En toch kunnen zij hun geest er niet toe zetten, zij kunnen alleen iets wensen dat gelijk staat aan hun speciale evolutie, hij kan niet goed iets wensen dat beneden zijn evolutie is, ook niet als het hem opgedragen werd. Heel vaak heb ik, om iemand te helpen in zijn huidige omstandigheden, hem gezegd: Denk nu aan dit bijzondere voorwerp. Maar die persoon, veel verder geëvolueerd zijnde, dacht met zijn brein, zijn hart was ergens anders, en zo wordt het nooit waar. Men kan zijn hart en geest en hele wezen geven aan iets dat gelijk staat aan iemands evolutie. Als het niet gelijk staat kan men niet zijn hele wezen eraan geven, misschien geeft men zijn gedachte eraan. Wat is gedachte? Gedachte zonder gevoel is geen macht. Dus dit moet begrepen worden, dat onze wens onderscheiden moet worden van wat we in ons dagelijks leven nodig hebben. Vermeng dat nooit. Denk altijd dat wat we in het dagelijks leven behoeven één ding is, iets praktisch, als het onze wens is dan is het in orde. En koester de wens dan, om hem te onderhouden als iets heiligs, iets ons door God gegeven om te koesteren, om tot voltooiing te brengen. En weet dat het in de voltooiing van iemands hoogste en beste en diepste wens is dat het doel van het leven ligt.

(Vertaling Peter Azim de Bruin, 1994)