Eerste brief van Johannes
Vertaling en indeling: Peter J. de Bruin
Ten geleide
De 1e Brief van Johannes is m.i. geschreven in betekenisrijm: hij blijkt te zijn opgebouwd uit ongeveer 40 paragrafen, welke elk meestal 3 gedachten bevatten die in samenhang tot elkaar staan.
De brief laat zich goed verdelen in 5 stukken van 8 paragrafen, die ik 'lessen' noem omdat ze elk een nieuw thema aansnijden maar ook thema's uit de vorige 'lessen' herhalen. Zo wordt de brief veel overzichtelijker en krijgen de herhalingen een functie.
Alles tussen haakjes is toelichting van mij, evenals de opschriften.
PJB 24-3-1996
Inhoud
Les 1: Wie in het Licht wandelt zondigt niet
Les 2: Jullie kennen Hem
Les 3: Gods kinderen hebben elkaar lief
Les 4: God is liefde en heeft zijn Zoon gezonden
www.peterdebruin.netLes 5: Geloof in de Zoon geeft eeuwig leven
(1) 1:1 Wat was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben (pf: en horen), wat wij met onze ogen gezien hebben (en zien), wat wij aanschouwd en onze handen aangeraakt hebben (a) - over het Woord des Levens(1): 2 het Leven (zoë) toch is verschenen, en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen jullie het eeuwig Leven dat bij de Vader was en ons verschenen is.
(2) 3 Wat wij gezien en gehoord
hebben, verkondigen wij ook jullie, opdat ook jullie met ons
gemeenschap hebben.
En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus
Christus.
4 En dit
schrijven wij, opdat onze vreugde volledig zij.
(3) 5 En dit is de boodschap die
wij van Hem gehoord hebben en aan jullie doorgeven: God is
Licht en in Hem is geen enkele duisternis.
6
Indien wij zouden zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben, en wij in
de duisternis zouden wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet;
7 indien
wij echter in het licht wandelen zoals Hij in het licht is, dan hebben
wij gemeenschap met elkaar en reinigt het bloed van Jezus zijn Zoon ons
van alle zonde.
(4) 8 Indien wij zouden zeggen
dat wij geen zonde hebben, dan misleiden wij onszelf en is de waarheid
in ons niet.
9 Indien
wij onze zonden belijden, Hij is trouw en rechtvaardig om ons de zonden
dan kwijt te schelden en ons te reinigen van alle onrecht.
10 Indien
wij zouden zeggen dat wij niet hebben gezondigd, dan maken wij Hem tot
leugenaar en is zijn woord niet in ons.
(5) 2:1 Mijn kindertjes, dit
schrijf ik jullie opdat jullie niet zouden zondigen.
En indien iemand zondigt, wij hebben een Helper (parakletos,
bijstandgever) bij de Vader, Jezus Christus de rechtvaardige;
2 en Hij is
een verzoening voor onze zonden, doch niet voor de onze alleen maar ook
voor die van heel de wereld.
(6) 3 En hieraan onderkennen
wij dat wij Hem hebben leren kennen (pf): als wij zijn geboden
onderhouden.
4 Wie zegt
dat hij Hem kent, en zijn geboden niet onderhoudt, is een leugenaar en
in deze is de waarheid niet;
5 degene
echter die zijn woord onderhoudt: in deze is waarlijk de liefde Gods(2) voltooid, in
deze onderkennen wij dat wij in Hem zijn.
6 Wie
zegt in Hem te blijven: zoals Die wandelde, moet ook hij wandelen.
(7) 7 Geliefden, geen nieuw
gebod schrijf ik jullie, maar een oud gebod dat jullie hadden vanaf het
begin: het oude gebod is het woord dat jullie gehoord hebben.
8 En toch
een nieuw gebod(3)
schrijf ik jullie, (iets) dat waar (=werkelijk) is in Hem en ook in
jullie, want: de duisternis gaat voorbij en het waarachtige
licht schijnt reeds.
(8) 9 Wie zegt in het licht te
zijn en zijn broeder haat, is tot nog toe in de duisternis.
10 Wie zijn
broeder liefheeft, blijft in het licht en in hem is geen aanstoot;
11 wie
echter zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de
duisternis, en hij weet niet waar hij heengaat want de duisternis heeft
zijn ogen verblind.
(1) 12 Ik schrijf (p) jullie,
kindertjes(4):
de zonden zijn jullie kwijtgescholden door zijn Naam.
13 Ik
schrijf jullie, vaderen: jullie kennen Hem die was vanaf het begin.
Ik schrijf jullie, jongeren: jullie hebben de Boze overwonnen.
(2) 14 Ik schrijf (a) jullie
(nogmaals), kinders: jullie kennen de Vader.
Ik schrijf jullie (nogmaals), vaderen: jullie kennen Hem die was vanaf
het begin.
Ik schrijf jullie (nogmaals), jongeren: jullie zijn sterk en Gods woord
blijft in jullie en jullie hebben de Boze overwonnen.
(3) 15 Hebt de wereld niet lief
noch wat in de wereld is.
Indien iemand de wereld liefheeft is de liefde des Vaders niet in hem, 16 want al wat in de wereld
is: de begeerte van het vlees (=genotzucht) en de begeerte van de ogen
(=hebzucht) en de grootsprekerij van het (vergankelijke) leven (bios),
is niet van de Vader(5)
maar van de wereld.
17 En de
wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie Gods wil doet blijft tot
in eeuwigheid.
(4) 18 Kinders, het is het
laatste uur, en zoals jullie gehoord hebben dat er een antichrist
(=tegenstander van Christus) komt, zijn er ook nu vele antichristen
geschied, waaraan wij bemerken dat het het laatste uur is.
19 Uit ons
zijn zij voortgekomen, maar zij zijn niet van ons, want als zij van ons
waren, dan waren zij met ons gebleven;
maar (dit is geschied) opdat openbaar zou worden dat niet allen van ons
zijn.
(5) 20 Maar júllie
bezitten een zalving van de Heilige en jullie weten allen. 21 Ik schrijf (a) jullie
niet dat jullie de waarheid niet weten, maar dat jullie haar weten en
dat elke leugen niet van de waarheid is.
22 Wie is
de leugenaar anders dan wie loochent dat Jezus de Christus is? Deze is
de antichrist, hij die de Vader en de Zoon loochent.
23 Al
wie de Zoon loochent heeft ook de Vader niet,
wie de Zoon belijdt heeft ook de Vader.
(6) 24 Jullie, wat jullie vanaf
het begin gehoord hebben moet in jullie blijven.
Indien in jullie blijft wat jullie vanaf het begin gehoord hebben,
blijven ook jullie in de Zoon en in de Vader.
25 En dit
is de belofte die Hijzelf ons beloofd heeft, het eeuwig Leven.
(7) 26 Dit heb ik jullie
geschreven over hen die jullie misleiden.
27 En
jullie, de zalving die jullie van Hem ontvangen hebben blijft in
jullie; en jullie hebben niet nodig dat iemand jullie leert, maar zoals
zijn zalving jullie over alles leert, zo is het waar en is het geen
leugen!
En zoals zij jullie geleerd heeft: blijft in Hem.
(8) 28 En nu, kindertjes,
blijft in Hem, opdat als Hij verschijnen zal, wij vrijmoedigheid zullen
hebben en niet beschaamd van Hem zouden worden bij zijn komst (parousia).
29 Indien
jullie weten dat Hij gerechtig is, erkent dan dat ook al wie de
gerechtigheid doet uit Hem geboren is.
(1) 3:1 Ziet welk een liefde de
Vader ons geeft (pf), zodat wij kinderen van God
worden genoemd, en wij zíjn het. Hierom kent de wereld ons
niet: omdat ze Hem niet kent.
2
Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard
wat wij zullen zijn. Wij weten dat als Hij verschijnen (/geopenbaard
worden) zal, wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien
zoals Hij is.
3 En al
wie deze hoop op Hem heeft, reinigt zichzelf zoals Hij rein is.
(2) 4 Al wie de zonde doet doet
ook de wetteloosheid, en de zonde ís de wetteloosheid.
5 En jullie
weten dat Die verschenen is om de zonden weg te nemen, en in Hem is
geen zonde.
6 Al wie
in Hem blijft, zondigt niet; al wie zondigt heeft Hem niet gezien en
Hem niet begrepen (pf).
(3) 7 Kindertjes, laat niemand
jullie misleiden: wie de gerechtigheid doet is gerechtig, zoals Die
gerechtig is; 8
wie de zonde doet is van de duivel, omdat de duivel zondigt vanaf het
begin.
Hiertoe is Gods Zoon verschenen: om de werken van de duivel te
verbreken.
9 Al wie
uit God geboren is doet geen zonde, omdat zijn zaad in hem blijft, en
kán niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.
(4) 10 Hieraan zijn Gods
kinderen en de kinderen van de duivel openbaar: al wie de gerechtigheid
niet doet is niet van God, en wie zijn broeder niet liefheeft.
11 Want dit
is de boodschap die wij vanaf het begin gehoord hebben: dat
wij elkaar (zouden) liefhebben (cj).
12 Niet
zoals Kaïn: van de boze was hij en hij vermoordde zijn
broeder. En om welke reden vermoordde hij hem? Omdat zijn werken boos
waren, die van zijn broeder echter gerechtig.
(5) 13 Verwondert je niet,
broeders, als de wereld jullie haat.
14 Wij
weten dat wij overgegaan zijn uit de dood naar het Leven, omdat wij de
broeders liefhebben; wie niet liefheeft blijft in de dood.
15 Al wie
zijn broeder haat is een mensendoder, en jullie weten dat geen
mensendoder eeuwig Leven in zich blijvend heeft.
(6) 16 Hierin hebben wij de
liefde leren kennen: Die heeft zijn leven voor ons gegeven, en
wíj zijn verschuldigd voor de broeders het leven te geven.
17 Degene
echter die het levensgoed (bios) van de wereld heeft
en zijn broeder behoeftig ziet en zijn binnenste voor hem vergrendelt,
hoe blijft de liefde Gods in hem?
(7) 18 Kindertjes, laten wij
niet lief liefhebben met woord (=in schijn) noch met de tong, maar in
werk en waarheid.
19 En
hieraan zullen wij onderkennen dat wij van de Waarheid zijn; en wij
zullen voor zijn aanschijn ons hart (=geweten) geruststellen 20 dat, indien het hart ons
aanklaagt, God groter is dan ons hart en alles onderkent.
21 Geliefden,
indien het hart ons niet aanklaagt, hebben wij vrijmoedigheid bij God 22 en wat wij ook vragen
ontvangen we van Hem, omdat we zijn geboden onderhouden en doen wat
welgevallig is in zijn ogen.
(8) 23 En dit is zijn gebod:
dat wij zouden geloven aan de Naam van zijn zoon Jezus Christus, en
elkaar liefhebben zoals Hij ons gebod gegeven heeft.
24 En wie
zijn geboden onderhoudt blijft in Hem en Hij in hem.
En hieraan bemerken wij dat Hij in ons blijft: aan de Geest
die Hij ons gegeven heeft (a).
(1) 4:1 Geliefden, gelooft niet
elke geest maar beproeft de geesten of ze van God zijn, want vele
leugenprofeten zijn uitgegaan in de wereld.
2 Hieraan
herkennen jullie Gods Geest: elke geest die Jezus Christus als in het
vlees gekomen belijdt is van God, 3
en elke geest die Jezus niet belijdt is niet van God.
En deze is die van de antichrist van wie jullie gehoord hebben dat hij
komt, en hij is nu reeds in de wereld.
(2) 4 Jullie zijn van God,
kindertjes, en jullie hebben hem overwonnen (pf), want Hij die in
jullie is is groter dan die in de wereld is.
5 Zij zijn
van de wereld, daarom spreken zij overeenkomstig de wereld en hoort de
wereld naar hen.
6 Wij zijn
van God: wie God kent hoort naar ons, wie niet van God is hoort niet
naar ons. Hieruit herkennen wij de geest van de waarheid en de geest
van de misleiding.
(3) 7 Geliefden, laten
wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God,
en al wie liefheeft is uit God geboren en kent God;
8
wie niet liefheeft heeft God niet leren kennen, want God is
liefde.
(4) 9 Hierin is Gods liefde onder ons verschenen (a):
God heeft zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden (pf),
opdat wij zouden leven door Hem.
10 Hierin is de liefde:
Niet wij hadden God lief (pf), maar Hij heeft ons liefgehad (a)
en zijn Zoon gezonden (a) als verzoening voor onze zonden.
(5) 11 Geliefden, als God ons
zozeer heeft liefgehad, zijn ook wij elkaar liefde verschuldigd.
12 Niemand
heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkaar liefhebben, blijft God in
ons en is zijn liefde in ons voltooid.
13 Hieraan
bemerken wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons: dat Hij ons van zijn
Geest geeft (pf).
(6) 14 En wij hebben aanschouwd
(pf) en wij getuigen: de Vader heeft de Zoon gezonden als
Redder van de wereld.
15
Indien iemand belijdt: Jezus is de Zoon van God,
blijft God in hem en hij in God.
16 En wij
hebben de liefde onderkend en geloofd (=vertrouwd), welke God in ons
heeft.
God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem.
(7) 17 Hierin is de liefde bij
ons voltooid, opdat wij vrijmoedigheid hebben voor de dag van het
oordeel: dat zoals Die is, ook wij in deze wereld zijn.
18 Vrees is
er in de liefde niet, maar de volmaakte liefde werpt de vrees uit omdat
de vrees zich aan bestraffing vasthoudt.
Wie echter vreest is niet voltooid in de liefde.
(8) 19 Laten wij liefhebben,
want Hij heeft ons als eerste liefgehad (a).
20 Als
iemand zou zeggen: 'Ik heb God lief' en hij zijn broeder haat, dan is
hij een leugenaar; want wie zijn broeder niet liefheeft die hij ziet
(pf), kan God die hij niet ziet niet liefhebben.
21 En dit
gebod hebben wij van Hem: wie God liefheeft dient ook zijn
broeder lief te hebben.
Les 5. De overwinning van het geloof
(1) 5:1 Al wie gelooft dat
Jezus de Christus is is uit God geboren, en al wie Hem liefheeft die
verwekt heeft (a) heeft ook lief wie uit Hem geboren is. 2 Hieraan onderkennen wij
dat wij Gods kinderen dienen lief te hebben wanneer wij God liefhebben
en zijn geboden doen.
3 Dit
immers is de liefde Gods: dat wij zijn geboden onderhouden (cj). En
zijn geboden zijn niet zwaar, 4
want al wat uit God geboren is overwint de wereld.
En dit is de overwinning die de wereld overwint: ons geloof.
(2) 5 Wie echter overwint de
wereld anders dan wie gelooft dat Jezus de Zoon van God is?
6 Deze is
het die gekomen is (a) door water en bloed, Jezus Christus, niet in het
water alleen maar in het water en in het bloed. En de Geest is het die
getuigt (p) want de Geest is de waarheid.
7 Dus drie
zijn er die getuigen, [8]
de Geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot
één.(6)
(3) 9 Zo wij het getuigenis van
de mensen aannemen, Gods getuigenis is groter.
Want dit is Gods getuigenis: Hij getuigt (pf) over zijn Zoon.
10 Wie
gelooft in de Zoon van God draagt het getuigenis in zichzelf; wie God
niet gelooft maakt (pf) Hem tot leugenaar daar hij niet geloofd heeft
(pf) in het getuigenis dat God getuigt over zijn Zoon.
(4) 11 En dit is het
getuigenis: God heeft ons eeuwig Leven gegeven (a), en dit Leven is in
zijn Zoon.
12 Wie
de Zoon heeft (/vasthoudt) heeft het Leven;
wie de Zoon van God niet heeft heeft het Leven niet.
(5) 13 Dit heb ik jullie
geschreven opdat jullie weten dat jullie eeuwig Leven
hebben, jullie die geloven in de Naam van de Zoon van God.
14 En dit
is de vrijmoedigheid die wij bij Hem hebben: indien wij iets bidden
naar zijn wil, verhoort Hij ons.
15 En als
wij weten dat Hij ons verhoort wat wij ook bidden, dan weten wij dat
wij de beden hébben welke wij van Hem bidden (pf).
(6) 16 Indien iemand zijn
broeder ziet zondigen, een zonde niet ten dode, zal hij vragen en Hij
zal hem Leven geven, hun die zondigen niet ten dode.
Er is zonde ten dode; over deze zeg ik niet dat hij moet vragen.
17 Alle
ongerechtigheid is zonde, en er is zonde niet ten dode.
(7) 18 Wij weten dat al wie uit
God geboren is niet zondigt, maar Hij die uit God geboren werd bewaart
hem en de boze raakt hem niet.
19 Wij
weten dat wij van God zijn en heel de wereld in de boze ligt.
20 Wij
weten echter dat de Zoon van God gekomen is (pf) en ons inzicht gegeven
heeft om de Ware(7)
te onderkennen.
(8) En
wij zijn in de Ware, in zijn Zoon Jezus Christus.
Deze is de ware God en eeuwig Leven.
21 Kindertjes,
bewaakt jezelf voor de schijngoden (idolen).
Noten
(1) D.w.z.: het Woord dat Leven is.
(2) D.w.z.: Gods liefde voor ons, of: de liefde voor God, of: de liefde die God is.
(3) Het "oude gebod" is de wederzijdse liefde (3:11,23; 4:7; 2 Jh 5-6; Lev 19:18; Mt 22:39; Joh 13:34). Het is niet duidelijk of bedoeld wordt dat het oude gebod tegelijk ook nieuw is, of dat "een nieuw gebod" terugverwijst naar vers 6, of vooruit naar 8b.
(4) Teknia, vertaald als "Kindertjes" wordt steeds gebruikt i.v.m. het niet zondigen maar gerechtigheid doen. Paidia in 2:14 en 2:18, vertaald als "Kinders", is een ander woord.
(5) 'Zijn uit (iets of iemand)', steeds te verstaan als 'behoren tot (de zijnen)'
(6) De auteur drukt zich geheimzinnig uit. De betekenis is m.i.: door het water en bloed dat uit zijn zijde vloeide (Joh 19:34-35), is Jezus Christus gekomen in het water van het doopsel en in het bloed van de eucharistie; het water alleen is niet voldoende. De Geest der waarheid getuigt ervan, en ook de genadewerking van dit water en bloed zelf, en hun gezamenlijk getuigenis heeft bewijskracht.
(7) De Echte, de Werkelijke.